Er zijn ochtenden waarop Nice zich precies zo gedraagt als je hoopt: licht, langzaam, met een zoute geur vanaf de baai en een espresso die je staand aan de bar drinkt tussen lokale gepensioneerden en nerveuze forenzen. Op de Promenade des Anglais ruimen straatvegers de laatste sporen van een lange nacht op, terwijl achter hen de zon al z’n best doet om het staalblauwe water nog net iets onwaarschijnlijker te maken.
Nice is geen plek van grote gebaren. De charme zit in het ritme van de stad. In hoe de oude heren van het Place Garibaldi zich om twaalf uur precies naar hun vaste tafel begeven voor een pastis. In de stadsbus die piepend de heuvel op rijdt richting Cimiez, waar olijfbomen ritselen naast het klooster en Matisse in een eeuwige siësta lijkt te zijn gegaan. Of in de overdekte markt van Cours Saleya, waar de geur van lavendel, geitenkaas en tomaat als een soort muziek in de lucht hangt.
Tegelijk is er reuring. Studenten schuiven aan bij wijnbars in de wijk Libération, de haven ligt vol met glimmende jachten én vissersbootjes met afbladderende verf, en in de schaduw van het Musée d’Art Moderne worden politieke stickers geplakt en jazz gespeeld.
En dat allemaal met de Alpen in de rug, de zee aan je voeten en Italië om de hoek. Nice is niet alleen mooi. Het is een stad die leeft alsof vakantie een levensstijl is.
Tip van de redactie: wil je de overstap in Parijs vermijden, dan kan je vaak gebruikmaken van een rechtstreekse TGV tussen Brussel en Marseille.