Je zou het bijna vergeten, maar Genève is geen hoofdstad. Toch voelt het wel zo. Alles in deze stad straalt gewicht uit: van de glanzende gevels van internationale organisaties tot de nerveuze stilte in de grote zaal van de Verenigde Naties. Tegelijkertijd blijft Genève verrassend toegankelijk. De tram rijdt op tijd, de fontein spuit trouw zijn honderdveertig meter de lucht in, en aan de kade eten mensen hun lunch alsof ze in een dorp wonen.
De stad ligt op het kruispunt van water en wereldpolitiek. Het Meer van Genève, spiegelglad in de ochtend, is het decor voor joggers, ambtenaren en studenten met een espresso to go. Daarachter rijzen de bergen op alsof iemand ze daar expres heeft neergezet, voor het effect. En dat werkt. Zelfs wie hier voor zaken komt, trekt vroeg of laat de wandelschoenen aan.
Wat Genève interessant maakt, is niet alleen wat je ziet – de historische binnenstad, de luxe boetieks, de horlogewinkels waar de tijd net iets trager lijkt te tikken – maar vooral wie je tegenkomt. Een diplomaat uit Nairobi, een student uit Lyon, een vioolbouwer uit Krakau. Ze eten allemaal hun pain au chocolat bij dezelfde bakker.
Voor wie denkt dat Zwitserland alleen draait om precisie en degelijkheid: Genève laat iets anders zien. Hier gaan ritme en rust samen. Niet als tegenstellingen, maar als vaste gewoontes.