Wie voor het eerst aankomt in Interlaken, begrijpt meteen waarom dit stadje al sinds de 19e eeuw reizigers aantrekt. Niet omdat het zichzelf opdringt—het is er eigenlijk verrassend rustig. Maar de setting is onwaarschijnlijk: tussen het felblauwe Thunersee en het diepgroene Brienzersee, met de witte toppen van de Jungfrau-regio op de achtergrond. Een soort Zwitsers bergpanorama in breedbeeld.
En hoewel Interlaken klein is, verveelt het niet. Vanuit het centrum stap je zo op de trein naar het hoogstgelegen treinstation van Europa: Jungfraujoch. Daarboven, op ruim 3.400 meter, is het uitzicht letterlijk adembenemend. Wie liever beneden blijft, kan langs de Aare wandelen, dwars door het dal dat zich hier als een natuurlijk park uitstrekt.
Het fijne van Interlaken is dat je hier niet hoeft te kiezen tussen actief en ontspannen. ’s Ochtends een kabelbaan naar Harder Kulm voor koffie met uitzicht, ’s middags suppen op het meer of paragliden vanaf de bergen. En wie gewoon zin heeft in een goed glas wijn en een boek op een terras: ook daarvoor is plaats.
Wat Interlaken bovendien bijzonder maakt: het is Zwitsers, maar niet stijf. Veel bezoekers blijven hier wat langer hangen dan gepland, en dat merk je aan de sfeer. Internationaal, open, maar niet gehaast. Interlaken is geen stad, geen dorp, eerder een tussenruimte – waar bergen, water en mensen elkaar even in balans houden.